-
1 observer
n. toeschouwer; waarnemer, observator[ əbzə:və]4 waarnemer/neemster 〈 ook luchtvaart〉 ⇒ observeerder, observator -
2 forward
adj. van voren, vooruit, maakt vooruitgang, progressief, gevorderd; staat paraat; is enthousiast; direkt, recht door zee; voorkant; voorgevel; toekomstig--------adv. vooruit; verder; vooraan--------n. Voorspeler (bij voetbal)--------v. doorzenden, voorwaarts; (in computers) doorsturen, een e-mail boodschap aan iemand doorsturenforward1♦voorbeelden:————————forward22 vroegrijp ⇒ voorlijk, vroeg7 vooruitstrevend ⇒ modern, geavanceerd♦voorbeelden:forward delivery • termijnleveringforward planning • toekomstplanningforward prices • prijzen op levering, termijnprijzenforward sale • termijn/voorverkoop————————forward3〈 werkwoord〉1 bevorderen ⇒ vooruithelpen, bespoedigen2 doorzenden/sturen ⇒ nazenden/sturen 〈 post〉3 zenden ⇒ (ver)sturen, verzenden————————forward4————————forward5♦voorbeelden:send someone forward • iemand vooruitzenden→ carriage carriage/ -
3 spin
n. ritje; vrille; ommetje (korte rit)--------v. spinnen; draaien; verdraaien; omdraaienspin1[ spin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ in a (flat) spin • in paniek, van de kaart————————spin2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spin a story • een verhaal spinnen/verzinnen -
4 Mach number
n. getal van mach, getal dat de snelheid van een object in relatie tot de geluidssnelheid aangeeftMach number〈 ook mach number〉 〈 luchtvaart〉 -
5 bat
eindletters (extensie) BAT, de laatste drie letters van een bestand dat een verzameling verwerkingen uitvoert (batch)bat1[ bæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈Brits-Engels; informeel〉 off one's own bat • uit eigen beweging, op eigen houtje→ blind blind/————————bat2〈 batted〉1 battenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 captain
n. kapitein; gezagvoerder; aanvoerder--------v. aanvoerder, veldheer, kapitein, gezagvoerder, ploegbaas, leidercaptain1[ kæptin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:captain of industry • grootindustrieel————————captain2〈 werkwoord〉1 commanderen ⇒ leiden, de aanvoerder zijn van -
7 corridor
-
8 drag
n. sleep, gesleep; rem; gezanik, gezeur; (in computers) het slepen; (bij computers) voorwerpen (of tekst) op het scherm verplaatsen door de muisknop ingedrukt te houden; tegenkracht (zoals weerstand van lucht)--------v. slepen; dreggen; kruipendrag1[ dræg] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het slepen ⇒ het trekken, het zeulen3 dreg ⇒ dregnet, dreganker6 〈 informeel〉saai gedoe/figuur ⇒ vervelend iets/iemand♦voorbeelden:6 it was such a drag • het was stierlijk vervelend/stomvervelend8 in drag • in travestie, als man/vrouw verkleed————————drag2〈 dragged〉1 dreggen♦voorbeelden:1 (mee)slepen ⇒ (voort)trekken/sleuren/zeulen♦voorbeelden:don't drag my name in • laat mijn naam erbuitenshe dragged him off to concerts • ze sleepte hem mee naar concertendrag someone into something • iemand tegen zijn zin ergens in betrekken -
9 feather
n. veer, pluim--------v. met veren versieren, met veren bedekkenfeather1[ feðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ a feather in one's cap • iets om trots op te zijn, een eerruffle someone's feathers • iemand tegen de haren instrijken————————feather2〈 werkwoord〉1 met veren bekleden ⇒ van veren voorzien, bevederen♦voorbeelden: -
10 pressurize
v. onder druk zettenpressurize, pressurise[ presjərajz] 〈zelfstandig naamwoord: pressurization〉2 de (lucht)druk regelen in/van♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский